Hoe failover werkt

Productiefailover

De beschikbaarheid van deze functie hangt af van de licentie die u gebruikt.

Wanneer u een herstelserver maakt, blijft deze de status Stand-by behouden. De overeenkomstige virtuele machine bestaat pas als u de failover start. Voordat u het failoverproces start, moet u ten minste één back-up van een schijfimage (met opstartvolume) van uw oorspronkelijke machine maken.

Bij het starten van het failoverproces selecteert u het herstelpunt van de oorspronkelijke machine van waaruit een virtuele machine met de vooraf gedefinieerde parameters wordt gemaakt. Bij de failover wordt gebruikgemaakt van de functionaliteit 'VM uitvoeren vanuit back-up'. De herstelserver krijgt de overgangsstatus Voltooien. Met dit proces worden de virtuele schijven van de server overgebracht van de back-upopslag ('cold storage') naar de noodherstelopslag ('hot storage'). Tijdens het voltooien is de server toegankelijk en bruikbaar, maar de prestaties zijn minder dan normaal. Na het voltooien zijn de serverprestaties weer als normaal. De serverstatus verandert in Failover. De workload is nu verplaatst van de oorspronkelijke machine naar de herstelserver in de cloudsite.

Als de herstelserver een beveiligingsagent heeft, wordt de agentservice gestopt om interferentie te voorkomen (zoals het starten van een back-up of het rapporteren van verouderde statussen aan het back-uponderdeel).

In het diagram hieronder ziet u het failover- en failbackproces.

Failover testen

Tijdens een testfailover wordt de virtuele machine niet voltooid. De agent leest de inhoud van de virtuele schijven dan rechtstreeks uit de back-up (dat wil zeggen voert willekeurige toegang tot verschillende delen van de back-up uit). Zie Een testfailover uitvoeren voor meer informatie over het proces van een testfailover.